WACHT NIET
© Alex van der Horst.
naar een idee van Paul van der Plas
De tijd is gevuld voor zeven,
een rusteloos, een jachtig leven,
’t is net of steeds de wekker gaat,
of alles in één teken staat.
En wie van hem iets horen wil,
die breekt van voren door de schil,
die stapt dan in het witte licht
en ziet vanzelf daar zijn gezicht, hij zegt
Refr.
Wacht niet, tot ik tijd heb,
Wacht niet tot ik tijd heb,
De tijd ontglipt me vroeg en laat,
Want een man een man, een woord een daad,
dus wacht niet tot er geen tijd meer bestaat.
Leven in een veilig huis,
hij gaat er uit, hij komt er thuis.
naar binnen, naar buiten, naar nu en naar hier,
de ramen altijd op een kier.
De voordeur, de begane grond,
’t is waar z’n hart steeds open stond,
de kelder, duistere plek in het lijf,
de zolder zijn geliefd verblijf, hij zegt
Refr.
Al wat zich afspeelt in zijn honk
is ook voor hen met wie hij dronk,
de kurk van de fles, de koffie gezet
en op de schouw een drie-mannen-portret:
Een vader kijkt je zwijgend aan,
een zoon ziet hoe het is ontstaan,
het licht beschijnt de middelste man
hij wordt er mild en mooier van,
Refr
Wacht niet tot ik tijd heb,
Wacht niet tot ik tijd heb.
De tijd die wegging vroeg en laat
komt terug als jij weer voor me staat
dus wacht niet tot er geen tijd meer bestaat.